Heal the World - Michael Jackson

Blaasgruis

**************

Blaasgruis bij honden en katten
Bij de aandoening 'blaasgruis' (urolith iasis) is er sprake van kristal- en/of steenvorming in de blaas en de urinewegen van de hond of de kat. De kristallen en stenen kunnen uit verschillende mineralen bestaan. In de meeste gevallen bestaan ze uit struviet (ammonium magnesium fosfaat), soms uit calciumoxalaat en in zeldzame gevallen uit uraat of cystine.

'Blaasgruis' kan optreden wanneer de urine oververzadigd is met de eerder genoemde mineralen. De pH-waarde (zuurgraad) van de urine is hierbij van belang, omdat deze de oplosbaarheid van de mineralen beïnvloedt.

Klinische verschijnselen
De kristallen/stenen die ontstaan kunnen de blaaswand irriteren en een blaasontsteking veroorzaken, en ze kunnen tot een verstopping van de urinebuis leiden. De eerste tekenen die duiden op een ontsteking of een (gedeeltelijke) obstructie zijn: pollakiurie (frequent urineren), hematurie (bloed in de urine), pijn en persen bij het plassen. Wanneer de urinebuis volledig is verstopt, raakt de urinestroom geblokkeerd. Hierdoor raakt de blaas overvol en kunnen de nieren de afvalstoffen niet langer uit het lichaam verwijderen, waardoor er een ophoping ontstaat van deze stoffen in het lichaam. Dit uit zich in lusteloosheid, verlies van eetlust, braken en algehele malaise.

Diagnostiek
De diagnostiek van 'blaasgruis' bestaat uit twee onderdelen. In eerste instantie moet vastgesteld worden of er daadwerkelijk sprake is van blaasgruis/-stenen, en de tweede stap is het vaststellen van het type steen, want zoals eerder vermeld kan er van verschillende typen stenen sprake zijn. Het is belangrijk om het onderscheid tussen de verschillende typen te maken, omdat ze ieder een aparte behandeling vragen.

De diagnose 'blaasgruis' wordt gesteld aan de hand van de volgende maatstaven:

  • Klinische verschijnselen: De bovengenoemde klachten kunnen het vermoeden geven voor de diagnose 'blaasgruis', maar de klachten zijn algemeen en weinig specifiek, ze kunnen bij verschillende aandoeningen voorkomen. Om de definitieve diagnose te stellen, is verder onderzoek noodzakelijk.
  • Lichamelijk onderzoek: In sommige gevallen kan de dierenarts de stenen in de blaas voelen. Dit kan alleen als de stenen groot genoeg zijn.
  • Meting van de urine-pH: De urine-pH kan een indruk geven van het type steen. Struvietstenen komen voor in een basische urine (hoge pH), oxalaatstenen meestal in een zure urine (lage pH).
  • Microscopisch urine-onderzoek: Onder de microscoop kunnen eventueel aanwezige kristallen worden waargenomen. Aan de hand van het uiterlijk van de kristallen kan de dierenarts vaststellen van welk type 'blaasgruis' sprake is.
  • Röntgenonderzoek of echografisch onderzoek: De aanwezigheid en de locatie van de stenen is in veel gevallen vast te stellen door middel van een röntgenfoto of een echo.
  • Analyse van de steen: Om definitief vast te stellen van welk type steen er sprake is, kan de steen geanalyseerd worden. Er wordt dan in een laboratorium onderzocht uit welke mineralen de steen precies bestaat.
  • Behandeling
    Wanneer de blaasstenen een volledige obstructie van de urinewegen veroorzaken, dienen deze stenen spoedig door de dierenarts verwijderd te worden. Daarna dient vastgesteld te worden van welk type blaasgruis sprake is, zodat er een specifiek behandelplan opgesteld kan worden. Dit komt bij de informatie over de verschillende typen stenen aan de orde.

 

De soorten blaasgruis die er bestaan :

Struvietstenen bij honden en katten
Struvietvorming is een veel voorkomende, maar goed te behandelen vorm van blaasgruis (urolith iasis). Het komt voornamelijk voor bij jong volwassen honden en katten. De struvietstenen of kristallen in de blaas of de urinewegen van de hond of de kat bestaan uit magnesium, ammonium en fosfaat. Ze zijn wit of lichtgeel van kleur en op een röntgenfoto goed zichtbaar.
Bij struvietvorming spelen vaak meerdere oorzaken een rol. Enkele factoren die kunnen bijdragen aan het neerslaan van struvietkristallen zijn: urine met een hoge concentratie mineralen, de aanwezigheid van struvietkristallen en een pH-waarde van de urine hoger dan 7. Het is dus van belang om deze factoren tot een minimum te beperken. Bij honden is er in veel gevallen sprake van een urineweginfectie, waarbij urease-producerende bacteriën zorgen voor een verhoging van de urine pH. Deze infectie dient met antibiotica behandeld te worden.

Struvietvorming is met behulp van een speciaal dieetvoeder, zoals Hills S/D gevolgd door Hills C/D, goed te behandelen. Dit dieetvoeder zorgt voor een daling van de urine-pH tot rond de 6 en een onderverzadiging van struvietcomponenten. Hierdoor bevordert het het oplossen van de struvietstenen en vermindert het de kans op recidieven. Bij een dergelijk dieet wordt aandacht besteed aan:

  • Verzurend effect op de urine: In een zure urine kunnen geen struvietkristallen neerslaan en lossen de aanwezige kristallen op.
  • Verlaagd magnesiumgehalte: Magnesium is één van de grondstoffen van struviet. Verschillende onderzoeken tonen aan dat een hoog magnesiumgehalte in de voeding de kans op de vorming van struvietstenen vergroot, terwijl een verlaagd magnesiumgehalte deze kans doet afnemen.
  • Aangepaste gehalten calcium en fosfor: De calciumuitscheiding is mogelijk hoger in een zure urine.
  • Licht verhoogd natriumgehalte: Door extra natriumchloride ('zout') aan de voeding toe te voegen, zal de hond of de kat meer vocht opnemen. Het natriumgehalte van de voeding mag echter niet al te hoog zijn, omdat dat een te groot dorstgevoel kan veroorzaken, waardoor de hond of de kat juist zijn urine gaat concentreren.
  • Licht verteerbaar: Een licht verteerbare voeding geeft minder ontlasting, waardoor er minder vocht met de faeces uitgescheiden wordt, en er dus meer vocht met de urine het lichaam verlaat. Hierdoor wordt het urinevolume vergroot. Voldoende vochtinname is van essentieel belang bij de behandeling van struvietgruis/-stenen. Door een toename van de vochtinname wordt het urinevolume groter, waardoor de concentratie van magnesium, ammonium en fosfaat in de urine daalt en zodoende de kans op het neerslaan van deze mineralen als struvietkristallen afneemt. Als gevolg van een toename van de hoeveelheid urine heeft het dier ook vaker een urinelozing, waardoor de eventuele kristallen minder lang in de blaas of de urinewegen aanwezig blijven en dus onvoldoende tijd hebben om uit te groeien tot stenen. Ze kunnen dan nog met de urine worden uitgeplast. Het is dus van belang dat de hond of kat voldoende vers drinkwater tot zijn beschikking heeft. De inname van vocht kan vergroot worden door brokken te mengen met water. Voor katten gaat de voorkeur uit naar blikvoer, omdat dat meer vocht bevat dan droogvoer.

 

Oxalaatstenen bij honden en katten
Oxalaatstenen komen bij honden en katten vaak pas op oudere leeftijd voor. De stenen of kristallen bestaan meestal uit calcium en oxalaat. Ze zijn geelbruin tot crème van kleur, ze zijn vaak rond met een glad oppervlak, maar ze kunnen ook scherpe punten hebben. Deze stenen kunnen tot op heden niet worden opgelost door middel van een dieet; verwijdering door de dierenarts is noodzakelijk. Om de kans op recidieven te verkleinen, is de preventieve maatregel in de vorm van een aangepast dieetvoeder van essentieel belang.
Oxalaatstenen ontstaan meestal in een zure urine (lage pH). Een dieet ter preventie van oxalaatstenen moet dan ook een verhogend effect hebben op de urine-pH. Verder is het van belang dat de voeding zorgt voor een onderverzadiging van de betreffende mineralen in de urine. Bij een dergelijk dieet wordt aandacht besteed aan:
  • Verhogend effect op de urine-pH: In een basische urine slaan de oxalaatkristallen niet zo snel neer als in een zure urine.
  • Gecontroleerde hoeveelheden calcium en oxalaat: De concentraties van calcium en oxalaat in de voeding hebben effect op de hoeveelheden ervan in de urine. Het is daarom belangrijk dat er niet teveel van deze mineralen in de voeding zitten en het is ook erg belangrijk dat de hoeveelheden op elkaar zijn afgestemd, omdat ze elkaar onderling beïnvloeden.
  • Verlaagd eiwitgehalte: Een verlaagde eiwitinname leidt tot een afname van de concentratie calcium in de urine en tot een stijging van de urine-pH. Hierdoor neemt de kans op calciumoxalaatstenen af.
  • Verlaagd natriumgehalte: Natrium zorgt voor een toename van de concentratie van calcium in de urine. Voldoende vochtinname is van essentieel belang bij de behandeling van calciumoxalaatstenen. Door een toename van de vochtinname wordt het urinevolume groter, waardoor de concentratie van calcium en oxalaat in de urine daalt en zodoende de kans op het neerslaan van deze mineralen als calciumoxalaatstenen afneemt. Als gevolg van een toename van de hoeveelheid urine heeft het dier ook vaker een urinelozing, waardoor de eventuele kristallen minder lang in de blaas of de urinewegen aanwezig blijven en dus onvoldoende tijd hebben om uit te groeien tot stenen. Ze kunnen dan nog met de urine worden uitgeplast. Het is dus van belang dat de hond of kat voldoende vers drinkwater tot zijn beschikking heeft. De inname van vocht kan vergroot worden door brokken te mengen met water. Voor katten gaat de voorkeur uit naar blikvoer, omdat dat meer vocht bevat.

 

Cystine- of uraatstenen bij honden en katten
Blaasstenen bestaande uit de grondstoffen cystine of uraat komen bij honden en katten niet zoveel voor. In de meeste gevallen is verwijdering van de stenen door de dierenarts noodzakelijk. Om de kans op recidieven te verkleinen, is de preventieve maatregel in de vorm van een aangepast dieetvoeder van essentieel belang.

Cystine- of uraatstenen ontstaan meestal in een zure urine (lage pH). Een dieet ter preventie van cystine- of uraatstenen moet dan ook een verhogend effect hebben op de urine-pH. Verder is het van belang dat de voeding zorgt voor een onderverzadiging van de betreffende grondstoffen in de urine. Bij een dergelijk dieet wordt aandacht besteed aan:

  • Verhogend effect op de urine-pH: In een basische urine slaan de cystine- of uraatkristallen niet zo snel neer als in een zure urine.
  • Verlaagd eiwitgehalte: Een verlaagde eiwitinname leidt tot een stijging van de urine-pH.
  • Verlaagd natriumgehalte: Natrium zorgt voor een toename van de concentratie cystine in de urine.
  • Voldoende vochtinname is van essentieel belang bij de behandeling van cystine- of uraatstenen. Door een toename van de vochtinname wordt het urinevolume groter, waardoor de concentratie van cystine of uraat in de urine daalt en zodoende de kans op het neerslaan van deze mineralen als cystine- of uraatstenen afneemt. Als gevolg van een toename van de hoeveelheid urine heeft het dier ook vaker een urinelozing, waardoor de eventuele kristallen minder lang in de blaas of de urinewegen aanwezig blijven en dus onvoldoende tijd hebben om uit te groeien tot stenen. Ze kunnen dan nog met de urine worden uitgeplast. Het is dus van belang dat de hond of kat voldoende vers drinkwater tot zijn beschikking heeft. De inname van vocht kan vergroot worden door brokken te mengen met water. Voor katten gaat de voorkeur uit naar blikvoer, omdat dat meer vocht bevat.

 

heupdisplasie      ectropion/entropion/prolaps         lupus          hotspot 

panosteitis      lijst gevaarlijke stoffen     blaasgruis      cushing     wormen

 

---------------------------------------------------------TEEFJES :-------------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------REUTJES : -------------------------------------------------------------------------------

 

 ------------------------------------------------------OVERLEDEN :-----------------------------------------------------------------------------

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------